Valsplat

Je kunt het geen berg noemen. Met wat inbeelding zou je het met valsplat kunnen duiden. Veel tourtochten doen dit stuk weg aan. Geen enkele route-beschrijving  neemt de moeite deze gloöing in het parcours boek op te nemen. Aan de voet aangekomen valt langzaam de duisternis in, een beklimming in de schemer de aankomst wellicht in volstrekte duisternis. Het peloton zet als een groot blok de beklimming in, maar valt weldra uiteen. Ik hoor puffen en zuchten. Voor me, naast me, achter me, ratelende derailleurs. Kettingen die het tandenwiel niet vinden. Gevloek. Schemer duister, ik kan ze niet onderscheiden. Alleen Peter, die zie ik wel. Twee meter voor me nog in het zadel, wat een schoonheid, het soepele lijf, strak in tenue, in gelijkmatig ritme pedalerend schijnbaar zonder inspanning.

Het is laat in de middag, als we op weg gaan naar ons onderkomen van waaruit we de komende dagen onze fiets kunsten als waaghalzen aan elkaar zullen meten. Een strijd zo is de bedoeling waarbij de heroïek zoals in de echte tourtochten uitgevoerd door de grote jongens op ons uitstraalt. Een weekend lang in de waan van grootheden.

Als laatste halen we Peter op. Onze fietsen, oer hollands, zwaar en degelijk, maar naast spatbord ,dynamo en bagage-drager, ook voorzien van krom-stuur en derailleur, parkeren we voor het huis. Gekleed in T-shirt en korte broek. Rugzak met slaapzak en verschoning, op de rug gebonden of op de drager. Peter is er niet, zijn fiets wel. Ik ken deze fiets alleen uit de boekjes. Nog nooit in het echte gezien. Pink dikke bandjes, Toeclips, vederlicht en Japans. De naam klink als muziek. We krijgen wentelteefjes en een glas melk. We wachten op Peter en weten dat we verslagen zijn. Als Peter komt is het al laat. Hij graait zijn spullen bij elkaar, zijn slanke lijf glijdt in een wielren-majo, een strak shirt met zakken op de rug voor een kracht reep, een bidon. Zijn spullen gaan bij een van de anderen op de bagage drager.

De weg naar het weekend huisje leggen we in stilte af. Peter zit bewegingsloos op zijn fiets, alleen zijn benen draaien rond. Hij glijdt ons moeiteloos voorbij. Laat zich weer terug vallen, sluit achteraan. Zijn fiets zoemt als bijtje als hij ons weer een voor een passeert. We zijn stil. Dood stil. Een weekend vol heroïek valt in duigen, een bijrol slechts is wat ons rest.

De ketting springt krakend en ratelend op een te klein tandwiel. Ik vloek en probeer staand in de pedalen en trekkend aan het stuur te voorkomen dat ik val. Peter zit in het zadel, de benen draaien soepel rond. Het peloton valt uit elkaar. Gevloek, gehijg, ge-gorgel, gekraak de schemer valt. In het licht van voorbij snellende auto’s zie ik de individuen voor me strijden. Ginder zie ik de weg flauw weg draaien een bos in. Daar heerst duisternis, daar is het echt stijl. We zijn drie, vier honderd meter aan het klimmem en het ergste moet nog komen.  Zweet breekt uit op m’n voorhoofd. Ik sta in de pedalen en kom moeizaam vooruit. Weldra val ik stil. Twee meter voor me zit Peter nog steeds in het zadel. Voordat ik het besef gooit hij een been over zijn fiets en staat er naast. Ik rij langs, hij loopt, soepel, op zijn gemak, geen centje pijn.

En ik? Ik krijg vleugels. Het weekend is gered, eerlijk zwoegen, vloeken en zweten, beulen steigeren duwen, vallen uitgeteld over de streep, kotsend naast de fiets. Valsplat volgend jaar rij ik er weer.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Events