Achtergrond

Laten we de feiten beschouwen. Ons niet bezondigen aan dromerijen, maar onze aandacht aanwenden tot het achterhalen van het ware verhaal
-Het was onze eerste tocht.
Wis en gewis, spreekt een eerste tocht, een eerste evenement, een eerste keer, meer tot de verbeelding dan elk volgende. Maar maken we het ons hier niet iets te makkelijk. Welke ander momenten herinneren we uit dit eerste weekend? Het gekraak van de derailleurs, de Camerig?
– Het betrof Jan.
Voor diegene die Jan kennen moet duidelijk zijn dat Jan in de slachtofferrol het verhaal tot grote hoogte tilt. Het had een ieder kunnen overkomen, maar ik waag te betwijfelen dat Voelwaere ook dan verworden was tot wat het nu is. Ach wie anders dan Jan zou het gruis van een weekend fietsen onder zijn bed vegen in de veronderstelling dat het niet zal opvallen.
– Limburg.
Limburg lijkt niet van evident belang. Terwijl wij, jongelingen nog, de brutaliteit van randstedelingen mistten, zou je de eigenaar van ons onderkomen als landelijk en boers kunnen typeren. De inspectie voor ons vertrek, werd met een zekere strengheid uitgevoerd. Een blik waarin de wetenschap leek te liggen dat er wel iets ongerechts te vinden zou zijn. Zijn reactie na ontdekking van het onder bed geschoven hoopje stof leek een opluchting voor de huiseigenaar. Gevoed door de strengheid in zijn rol, waarin de inspectietocht was begonnen leek zijn boosheid  gespeeld. “Noe moste neet voelwaere”, het was een zin die al lang op z’n lippen lag en slechts het moment zocht om gesproken te worden.
Limburg? Tja, het had ook Drente, of Zuid Holland kunnen zijn geweest, maar dan had er vuilak, vullick, gemenerik, luien-duivel, of iets dergelijks boven dit stukje gestaan.  

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Events